Frankrijk kent een van de meest gestructureerde en centrale onderwijssystemen van Europa. Het Franse schoolsysteem is streng, uniform en sterk gericht op prestaties. Tegelijkertijd staat het de laatste jaren steeds meer onder druk. Ouders, leerlingen én leerkrachten maken zich zorgen over werkdruk, ongelijkheid en het gebrek aan flexibiliteit. Wat maakt het Franse onderwijs zo uniek – en waar wringt het?
Het begint al op jonge leeftijd. De meeste kinderen in Frankrijk starten hun schoolloopbaan rond hun derde jaar op de école maternelle, vergelijkbaar met de kleuterschool. Vanaf zes jaar gaan ze naar de école élémentaire, waar ze vijf jaar blijven. Dan volgt het collège, een vierjarige opleiding vergelijkbaar met de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De laatste stap is het lycée, dat voorbereidt op het eindexamen, de baccalauréat.
Opvallend is hoe sterk de staat betrokken is. Het ministerie van Onderwijs bepaalt niet alleen de vakken en lesinhoud, maar ook het schoolrooster, de examens en zelfs de invulling van de schooldagen. Leraren zijn ambtenaren in dienst van de staat en volgen uniforme richtlijnen. Hierdoor is het onderwijsniveau in theorie overal gelijk – van Parijs tot de Provence.
Toch blijkt de praktijk weerbarstig. Leerlingen in achtergestelde wijken scoren gemiddeld lager, hebben minder toegang tot bijles of ondersteuning, en verlaten vaker vroegtijdig de school. Frankrijk heeft in verhouding tot andere Europese landen een grote kloof tussen kansrijke en kansarme kinderen. Oorzaken worden gezocht in klassikaal onderwijs, grote klassen en weinig ruimte voor individuele begeleiding.
Daarnaast is er de druk van toetsen en examens. Vooral het baccalauréat, het eindexamen dat toegang geeft tot de universiteit, is berucht. Leerlingen bereiden zich jarenlang voor op deze allesbepalende toets. De inhoud is breed, theoretisch en zwaar. Wie slaagt, krijgt toegang tot het hoger onderwijs. Wie zakt, moet alles opnieuw doen. Dit zorgt voor stress, prestatiedruk en onzekerheid, zowel bij jongeren als hun families.
De laatste jaren zijn er wel hervormingen ingezet. Zo werd het baccalauréat in 2021 vernieuwd, met minder centrale examens en meer nadruk op continue beoordeling. Het doel is om leerlingen beter te laten presteren in hun eigen tempo en minder afhankelijk te maken van één toetsmoment. Ook het programma in het lycée is flexibeler geworden, met keuzemogelijkheden die beter aansluiten op interesses.
Toch is verandering niet eenvoudig. Veel ouders hechten waarde aan de traditionele structuur. Het Franse systeem is lang beschouwd als een voorbeeld van degelijkheid. Wie het bac haalde, had bewezen over intellectuele capaciteiten te beschikken. Maar deze visie strookt niet altijd meer met de eisen van de moderne maatschappij, waarin vaardigheden als samenwerken, creativiteit en digitale geletterdheid steeds belangrijker worden.
Leerkrachten spelen hierin een cruciale rol. Maar ook zij staan onder druk. De salarissen liggen relatief laag, het beroep verliest aan aantrekkingskracht, en er is sprake van een groeiend tekort aan gekwalificeerde docenten. In bepaalde vakken, zoals wiskunde en natuurwetenschappen, zijn er grote gaten in het rooster. Dit heeft invloed op de continuïteit van het onderwijs.
Daarnaast kampen scholen met infrastructurele problemen. Vooral in stedelijke gebieden zijn gebouwen verouderd, klassen overvol en ontbreekt het aan basale voorzieningen zoals airco of goede ventilatie. De coronapandemie maakte deze knelpunten zichtbaar. Thuisonderwijs verliep moeizaam en vergrootte de kloof tussen leerlingen met en zonder digitale middelen.
Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen. Steeds meer scholen experimenteren met nieuwe lesvormen. Projectonderwijs, stages en samenwerking met lokale bedrijven worden aangemoedigd. In sommige regio’s wordt gebruikgemaakt van tweetalig onderwijs of programma’s rond duurzaamheid. Het Franse ministerie stimuleert deze innovaties met subsidies en experimentele pilots.
Ook de rol van technologie neemt toe. Digitale leermiddelen, interactieve platforms en online ondersteuning maken hun intrede. Hoewel dit in eerste instantie weerstand opriep, begint het nu langzaam ingeburgerd te raken. Leerlingen krijgen vaker les met tablets, en oudercommunicatie verloopt steeds vaker via apps. Toch blijft internettoegang buiten de grote steden een uitdaging.
Een ander thema is burgerschap en sociale vorming. Na de aanslagen van 2015 werd het vak éducation civique uitgebreid. Leerlingen leren meer over democratie, rechten en plichten, en worden gestimuleerd om na te denken over maatschappelijke thema’s. Scholen worden gezien als plekken waar niet alleen kennis, maar ook waarden worden doorgegeven.
Ook inclusie staat op de agenda. Leerlingen met leerproblemen of fysieke beperkingen moeten volwaardig kunnen deelnemen. Hiervoor zijn speciale programma’s ontwikkeld, maar de uitvoering verloopt nog wisselend. Ouders van kinderen met extra ondersteuningsbehoeften klagen over bureaucratie, gebrek aan begeleiding en een tekort aan gespecialiseerde leraren.
Kortom, het Franse schoolsysteem is aan het zoeken naar evenwicht. Tussen traditie en vernieuwing, tussen prestatie en welzijn, tussen uniformiteit en maatwerk. De komende jaren zullen cruciaal zijn om het vertrouwen van ouders, leerkrachten en leerlingen te behouden. Alleen door samen te werken aan modern en toegankelijk onderwijs, kan Frankrijk zijn reputatie als kennissamenleving waarmaken.